Veen

De veengebieden behoren tot de weinige biotopen van de Teverener Heide die zich grotendeels buiten de invloed van de mens om hebben ontwikkeld. Dit begon aan het eind van de laatste ijstijd, toen er vochtige laagtes ontstonden die door kleiafzettingen gevuld werden. Dit waren gunstige biotopen voor de veenmossen die zich hier vestigden en de basis legden voor het ontstaan van het veen met zijn bijzondere flora en fauna.

Moorlandschaft Blüten

Een niet aflatend groeiproces

Veenmos groeit in vochtige laagtes. Als de ene laag veenmos afsterft, groeit hier weer een nieuwe laag overheen. Zo ontstaat er geleidelijk een steeds dikkere laag veen die de laagte langzaam vult. Als het veen uiteindelijk tot op dezelfde hoogte is gegroeid als de hoger gelegen ruggen tussen de laagtes, waar wollegras en dopheide perfect gedijen, verliest het veen het contact met het water en verdroogt het. De voormalige rug verandert nu echter in een natte laagte waar het veenmos zich weer vestigt. Zo groeit het veen steeds weer boven zichzelf uit.

Veengebieden, zoals het door grond- en regenwater beïnvloede tussenveen Wiggelewak, bieden in de bloeiperiode een bijzonder mooie aanblik. In mei bloeit het wollegras, in juli/augustus de heide. Maar wees voorzichtig, want veengebieden zijn zeer gevoelig. Het duurt vele tientallen jaren voordat beschadigingen weer helemaal zijn hersteld – bewonder het veen daarom altijd van een veilige afstand!